5. SLOTWOORD – CONCLUSIE - AANBEVELING

 

Valt er nog iets te zeggen, ik denk nog heel veel, lang niet alles is hiermee gezegd. Ook over het punt van vergeving valt nog heel wat meer te zeggen. Over het stuk vergeving wil ik nog wel het een en ander opmerken. Als er oprecht berouw is dan is een beroep op het bloed van Jezus genoeg om de schuld te doen verdwijnen, echter de gevolgen van de misdaad, die zullen in de meeste gevallen niet opdat ogenblik verdwenen zijn maar als we ons openstellen en uitstrekken naar Jezus dan zal hij het geknakte riet herstellen op zijn tijd. Incestslachtoffers gaan door fases heen. De fase van ontkenning, de fase van woede, de woede op het kruis van Golgotha, de fase van niet meer bidden kunnen, de fase dat God mij in de steek had gelaten, de fase dat ik boven God stond. Vergeving is de laatste fase of blokkade. Door vergeving zet je de weg open voor God om de pijn weg te gaan nemen op weg naar het herstel. Ook voor mij geldt de vraag heb ik mijn daders vergeven. Dan (daar kan) moet ik hier volmondig ja op zeggen. Ik ben aan deze scriptie begonnen om aan te tonen dat er voor daders geen vergeving bestaat, maar ik ben er nu anders over gaan denken. Ik heb over deze scriptie dan ook twee jaar gedaan. Twee jaar geleden schreef ik mijn voorwoord en nu achteraf merk ik toch dat ook ik door het proces van vergeving heengegaan ben. Ik heb het voorwoord daarom ook niet veranderd. Ik ben God dankbaar voor de vergeving die Hij in mijn hart gelegd heeft, en dat ik mijn daders in Gods handen mag leggen. Mijn broer ontkent ten stelligste dat hij mij misbruikt heeft; “het zijn verzinsels van psychiaters en psychologen”. Mijn vader is overleden toen ik 15 was, die heeft nooit tegenover mij kunnen erkennen wat hij gedaan heeft. En ik moet eerlijk zeggen dat ik dit het moeilijkste vond. Ondanks de misbruik was hij ook een vader die het voor mij opnam en die mij het geloof heeft gegeven. Ik kan zelfs zeggen dat deze studie een eerbetoon aan hem is. Dat ik hem in Gods handen moest leggen, was een moeilijke en pijnlijke weg. Er valt nog zoveel meer te zeggen, maar dit is niet alleen mijn verhaal, maar het verhaal van zoveel anderen incestslachtoffers. Ik ben geen slachtoffer meer, het beheerst niet meer mijn leven. De banden zijn doorbroken.

 

Toch wil ik hier ook een dankwoord plaatsen voor degenen die mij bijgestaan hebben tijdens de lange weg naar vergeving en die mij geholpen hebben deze scriptie te maken tot wat hij is. Mijn eerste dank gaat uit naar Ds. C.J.M. Mewe voor de tijd en aandacht die hij voor mij had, toen ik mezelf niets waard vond, hij heeft mij bij de moeilijkste, de zwaarste en donkerste tijd pastoraal bijgestaan. Hij heeft mij laten zie wie God werkelijk was, en hij heeft mij geholpen bij deze scriptie. Mijn dank gaat ook uit naar zijn vrouw Jannie Mewe die mij geleerd heeft wat “normaal zijn” inhoudt, zij heeft mij liefde en vertrouwen geleerd toen ik niemand vertrouwde, zij heeft mij vastgehouden toen ik het leven wilde loslaten. Ook gaat mijn dank uit naar Ds. H. Hoksbergen mijn wijkpredikant, die mij de punten aanreikten voor het derde hoofdstuk zodat ik mijn scriptie verder kon uitwerken, en die mij pastoraal terzijde staat. Ook gaat mijn dank uit naar mijn psychotherapeut Dinkie Tonkes, zij heeft deuren van het verleden opengemaakt die anderen dicht wilde laten. Ook mijn man Henk wil ik bedanken voor zijn support. Zonder enig woord van verwijt heeft hij naast mij gestaan en al mijn buien verdragen. Hij was er voor mij als ik hem nodig had. Mijn dank gaat ook uit naar mijn goede vriend Paul Boonstra voor al zijn hulp. Als laatste, maar niet de minste, gaat mijn dank naar Rutger en Gerrie, die op het laatste traject met mij genezend gebeden hebben, waardoor ik kon vergeven. Dankzij hun allemaal ben ik geworden degene die ik nu ben. Niemand had ooit gedacht dat ik het zou overleven, het is het werk van God, die ik dagelijks dank voor het wonder, dat Hij aan mij gedaan heeft. Daarom is mijn laatste dank gericht aan God de Almachtige Vader, die mij gemaakt heeft naar Zijn beeld en gelijkenis, al hebben anderen geprobeerd dat beeld te vernietigen en ik kan met zondag 9 van de Heidelbergse catechismus beamen dat Hij elk kwaad, dat hij mij in dit moeitevolle leven toedeelt, voor mij doen meewerken ten goede.

 

Als een incestslachtoffer voor het eerst zijn verhaal gaat vertellen, is het spreken over vergeving taboe. Je mag daar wel zijdelings naar toewerken, maar het mag nooit een prioriteit worden. Vergeving is de laatste fase die een incestslachtoffer doormaakt, daarna begint het besef van gemis en begint het rouwen om jezelf, om die persoon die je had kunnen zijn. Het gemis van dat wat je nooit gehad heb, maar wat je wel had moeten krijgen. Het gemis van het kind dat je had kunnen zijn. Laat een slachtoffer in haar waarde en geef haar het wapen van vergeving in handen. Zij zal inderdaad eerst weigeren haar dader te vergeven, maar het is een proces waar zij doorheen moet. En spreek dan niet over dat God haar ook niet vergeeft. Zij heeft het gevoel dat God háár niet vergeven kan, dat God haar liever ziet gaan dan komen. Met Gods hulp mag zij daardoor heen komen en zal God haar op de juiste wegen leiden, wanneer Hij eraan toe is en niet waneer wij vinden dat het slachtoffer nu maar moet gaan vergeven. Het werken met een incestslachtoffer vergt veel inzet. En als je half denkt het niet te kunnen, laat het dan. Het is jezelf voor 200 procent geven, het kost veel tijd en inzet.